Geschiedenis van het Sint-Ursula-Instituut O.L.V.-Waver

Een vleugje geschiedenis

Voor onderstaande tekst en beeldmateriaal zijn wij veel dank verschuldigd aan Mario Baeck. Hij is de auteur van deze overname uit het tweemaandelijks tijdschrift M&L (10de jaargang, nr. 9 van november-december 1991). Wij danken ook de copyrighthouders voor de toelating tot het publiceren van dit materiaal, waarvan niets zonder verdere toelating van hen mag worden overgenomen.

Bekijk zeker dit filmpje over het leven en leren in het Instituut van de Ursulinen.

Voorgeschiedenis

Rond 1840 was Onze-Lieve-Vrouw-Waver een klein dorp met een 2170 inwoners. Het lager onderwijs was onder kosterschoolmeester Hendrik van Roost op een redelijk hoog peil gebracht. Dit onderwijs was sinds 1833 klassikaal en gemengd en door de grote aantallen kinderen was een hulponderwijzer daarbij noodzakelijk. Gemengde scholen raakten echter uit de mode: zowel Kerk als Staat drongen aan op hun afschaffing en bovendien zagen vele ouders het nut van 'geleerdheid' voor hun dochters niet in. Het onderwijs bleef dan ook voor vele Waverse meisjes beperkt tot de catechismuslessen die door een dorpsvrouw werden verstrekt.

Omdat hij vond dat het meisjesonderwijs toch gelijke tred diende te houden, wendde pastoor Joannes Baptista Verheyden (1778-1854) zich daarvoor eind 1839 tot de zusters van Gijzegem die in Booischot een lagere school hadden geopend.

Toen dezen hem niet konden helpen, richtte hij zich tot zijn Tildonkse confrater Joannes Cornelius Martinus Lambertz (1785-1869) van Tildonk, die in zijn parochie een klooster van Ursulinen had gesticht dat reeds naar verschillende andere plaatsen was uitgezwermd. Deze beantwoordde het verzoek wel zeer bereidwillig.

Geholpen door enkele weldoeners zorgde pastoor Verheyden samen met Jefke Verbist - de maalder uit de Molenstraat die 18 jaar lang lekenadministrateur van het klooster zou blijven -voor de nodige fondsen en voor een stuk bouwgrond van 59,55 are in de Bosstraat, geschonken door ene Juffrouw Maria Bogaerts, uitgebreid met 1,2 are gekocht van het gemeentebestuur.

Veel parochianen hielpen er vrijwillig, eerst aan de afbraak van het bestaande huisje, daarna aan de oprichting van een nieuw kloosterhuis met een schooltje eraan verbonden. Alle werken gebeurden onder het toezicht van Neel van Hoof, de Waverse meester-metser. De eerste kareelstenen werden gebakken uit een leemput in de velden van de grote Waverhoeve, links van de Dijk.

Begonnen in 1840, was men het volgend jaar rond Pasen klaar met het woonhuis voor de zusters en met de school - vermoedelijk met 4 klaslokalen - , naar de vereisten van de tijd ingericht met een bord, een trede, lange zwarte lessenaars met zitbanken van 10 plaatsen, een hoge buiskachel en tenslotte een stoel en lessenaar voor de onderwijzeres.

Langs de straatkant liep een gang, met aan beide uiteinden van de voorgevel een deur: één die toegang gaf tot de school en één tot het zusterverblijf. Beide delen werden van elkaar gescheiden door een traphal. Een beeld van Jezus biddend in de hof van Olijven of Gethsernani bevond zich op het einde van de kloostergang: de nieuwe stichting kreeg immers de naam Gethsernani mee.